Voorbeelden van het gebruik van Chill in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Chill, geniet van het uitzicht!
Ik kook chill, maar ik wil wel ontbijt voor je maken.
Wil je een kom chill bij je wafels?
Chill, jongens.
Er is nog altijd chill en een hele selectie kruiden.
Doe even chill. Het is vast 'n verkoudheid of zoiets.
Chill man ik loop met haar naar werk toe.
Ik chill met deze meid.
Chill, ik ben geen smeris.
Chill, Doug. We zijn grote mensen.
Dat is Chill, 'n griepprik.
Chill, zij en haar man raken elkaar al jaren niet aan.
Pardon? Chill, ik ben geen smeris.
Chill, Katy, want sommigen van ons geloven graag in onmogelijke dingen.
Gast, chill. Ik ben het.
Gast, chill. Ik ben het.
Chill. Wat ga je doen, zoon?
Het betekent; chill en kom uit de badkamer.
Chill, vrouw. We mochten niet gepakt worden.
Chill, vrouw.