Voorbeelden van het gebruik van Fransoos in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Lk heet niet Fransoos.
Bent u toen in alle verwarring uw fransoos kwijtgeraakt?
Niet zo goed, Fransoos.
Die Fransoos had me bij de kladden,
En waarom heet jij niet Fransoos?
Niet slecht voor een Fransoos, hè?
Harry, jij en de Fransoos.
Het is niet hetzelfde als jij en die fransoos.
Mijn vader liet me spioneren bij de Fransoos.
Dit is mijn Fransoos.
Maak jezelf niet wijs, fransoos.
Het is een fransoos.
Wat vind jij, Fransoos?
Wat zei de ene uitgedroogde fransoos tegen de ander?
Geen denken aan, Fransoos.
Mathias is geen gewone Fransoos.
Ik ben geen Fransoos.
Elk goed-gericht schot beteket een dode Fransoos.
Je ziet ze niet, Fransoos.
Duidelijk een Fransoos.