Voorbeelden van het gebruik van Groot of klein in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ja, groot of klein.
Elk verhaal is een snapshot van groot of klein verdriet.
Alice wist niet of ze zich groot of klein voelde.
Was hij groot of klein?
Elk dier groot of klein.
Niets wat abnormaal groot of klein is.
Is ze groot of klein?
Niet groot of klein.
Boeketten groot of klein, met of zonder vaas.
Vind je papa groot of klein?
Groot of klein, ongelukken horen erbij.
Groot of klein, binnen of buiten.
Was die man groot of klein?
Hoe groot of klein ook.
Voor elk type ledenorganisatie, groot of klein.
Hoe groot of klein ook.
Je vader groot of klein?
Inspecteren, onderhouden en installeren- groot of klein.
Groot of klein, ik zeg ze haarfijn.