Voorbeelden van het gebruik van Klein in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ik ben klein voor mijn lengte.
Je moet klein zijn om astronaut te zijn.
Klein of groot?
Jij klein ettertje. En jij?
Dave Klein, haar assistent.
De eerste keer hier terug sinds je klein was.
De kansen waren klein en Drew wist dat.
De kans is klein dat het door de storm gebroken is.
Ik ben klein, maar gezond.
Maar dit was geen klein ongevalletje.- Godzijdank.
Ze is klein, maar ze heeft krachtige longen.
De foci zijn klein, maar cumulatief.
Mijn klein gebedje… voor de wijn.
Haar assistent.-Dave Klein.
Je at nooit fruit toen je klein was.
Heel klein, waarschijnlijk.
Ongelooflijk klein, maar duidelijk niet nul!
Klein, mollig en groen. Nee!
Maar dit was geen klein ongevalletje.- Godzijdank.
Toen we klein waren nam je me m'n zelfvertrouwen af.