Voorbeelden van het gebruik van Grootgrondbezitters in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Het landgoed gaat naar de familie van grootgrondbezitters Canan, zorg,
de Johnson County War, een conflict tussen grootgrondbezitters en nieuwe kolonisten in Wyoming, eind 19e eeuw.
statuut arbeid op het land van de grootgrondbezitters en leven van het product van dit werk.
handelaars en grootgrondbezitters.
de banken in handen blijven van de grootgrondbezitters en de kapitalisten.
De oude maatschappij berustte op de onderdrukking van alle arbeiders door de grootgrondbezitters en de kapitalisten.
Zelfs na de nederlaag in het referendum beschikt Chavez nog steeds over voldoende macht om onteigening van de grootgrondbezitters, de bankiers en de kapitalisten door te voeren.
Zonder dat zullen we niet in staat zijn de kapitalisten en grootgrondbezitters van de gehele wereld te overwinnen.
In India delen grootgrondbezitters kleding, voedsel
Jullie zien we dat de oplossing van die opgave niet zo gemakkelijk is als de verdrijving van de tsaar, de grootgrondbezitters en de kapitalisten.
boeren verstopt worden in het belang van de grootgrondbezitters en kapitalisten.
Het grootste deel van de bevolking werkt als loonarbeider op de domeinen van de grootgrondbezitters.
De revolutie was niet zo moeilijk vergeleken met een revolutie die de hele klasse van grootgrondbezitters en kapitalisten ten val zou hebben gebracht.
De enigen met zulke telefoons waren stinkend rijk. Grootgrondbezitters, de politici.
hebben we de klassen van de grootgrondbezitters en de boeren.
De grootgrondbezitters verlagen de lonen voor de knechten
Wij geven grote subsidies aan multinationals en grootgrondbezitters, terwijl duizenden gewone boeren nauwelijks rond kunnen komen.
Rijke grootgrondbezitters waren nog steeds typisch de mensen, die in staat waren om hun zonen tot de hoogste graad op te laten leiden.
Grootgrondbezitters, die niet meer in staat waren om hun handelsgewassen over grote afstanden te exporteren,
Grootgrondbezitters, die nu meer zelfvoorzienend waren,