Voorbeelden van het gebruik van Rilt in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Liefste, je rilt weer.
Gaat het wel? Je rilt.
Hij rilt, maar het is helemaal niet koud.
Omleiding! Je rilt.
Hij rilt en hij heeft het moeilijk met ademen.
Omleiding! Je rilt.
Ze rilt. Ze moet het koud hebben.
Heb je het koud? Je rilt.
Justin stapt in, hij rilt.
Heb je het koud? Je rilt.
Hij rilt.
Wacht, je rilt.
Ze rilt.
Wacht, je rilt.
Het rilt.
Ik heb het koud. Je rilt.
Jij mag. Ze rilt.
Ik wou dat ik je kon helpen. Je rilt.
Nic, ik denk dat hij rilt.
Jij mag. Ze rilt.