Voorbeelden van het gebruik van Gerda in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Schiet op, Gerda.
Gerda houd van schandalen.
Deze zijn goed, Gerda.
Ik wil wel, gerda.
Kunnen we naar buiten, gerda?
Je moet me geloven gerda.
Mijn besluit staat vast gerda.
Hallo, Mayme. Hier Gerda weer.
Gerda, ik voel me niet goed.
STEEGMANS, Gerda te Lummen;
VAN LEUVEN, Gerda te Mechelen;
Gerda, Ik weet wat ik doe.
Gerda, waarom ga je niet weg?
Gerda en ik zullen voor haar zorgen.
Gerda, Ik wil vrouw zijn ,geen schilder.
Ik ben bezorgd je weet mijn wens, gerda.
Gerda, Ik ben niet zeker dat ik dit kan.
Veerle en Gerda komen erachter.
Gerda, dit kan toch niet waar zijn?
Caron Gerda, hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Antwerpen 8.04.03.