Voorbeelden van het gebruik van Neerleggen in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Je kunt me nu neerleggen.
We moeten hem neerleggen.
Ik zorg ervoor dat ze hun wapens neerleggen en dan kom ik je halen.
En voor hen… moet je dat wapen neerleggen.
We gaan je neerleggen.
Ik ga de fakkel neerleggen.
Misschien moet je het pistool neerleggen.
Wil je dat neerleggen?
Het derde deel is het opmaken en neerleggen van een beroepsdossier.
Wil je de telefoon neerleggen, mijnheer.
Ze wil haar joker niet neerleggen.
Ik bedoel, je gaat je gewoon neerleggen en laten doodgaan?
Kun je het pistool neerleggen?
Ik zal dat gewoon daar neerleggen.
Je moet die camera neerleggen en me helpen.
Laat je mensen hun wapens neerleggen en wegrennen.
maar Ik zal het neerleggen.
Kun je die ijspriem neerleggen?
Zeg dat ze hun wapens neerleggen.
Meneer, je moet dat geweer neerleggen.