Voorbeelden van het gebruik van Tommy in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Tommy was dol op dat liedje.
Tommy, wat zeg jij van het contract met Parker?
Daarom logeerden Tommy en ik bij mijn moeder.
Tommy, ik dacht dat wij een afspraak hadden.
Je moet Tommy zelf de dingen vragen die je wilt weten.
Ik moet Tommy Smith spreken.
Hij is geen Tommy Kenner, maar hij is niet slecht.
Hoe zit het Tommy en Molly?
Tommy speelt zustertje?
Je bleek Tommy helemaal niet te zijn.
Tommy, het spijt me.
En Tommy dan?
Tommy, waarom doen we dit?
Hé, Tommy. Kun je nog wat wijn gaan schenken?
Ik vertrouwde Tommy, of Marty, wat zijn naam ook is.
Tommy en ik gaan koffie drinken.
Tommy?
Tommy, wat doe jij hier?
Nee, Tommy zijn beslissing om zijn toren naar b5 te verplaatsen.
Tommy Apartment Florence biedt een aangename accommodatie in Florence.