Examples of using Afwegen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Het afwegen van verschillende risico's in het dagelijks leven.
Het afwegen van grondstoffen voor een product is een nauwkeurig proces.
Wij zorgen ervoor dat we de kosten samen afwegen.
Streven naar duurzaamheid: resultaten op korte termijn afwegen tegen eisen op lange termijn.
Je moet de voordelen tegen de risico's afwegen.
Belang van afwegen van de risico's voordat behandeling met ponatinib wordt gestart.
Meer het afwegen van opties.
Waar mogelijk zullen wij die belangen regelmatig afwegen.
De voors en tegens afwegen van koloniale mensenrechtenschendingen.
Waar je de drek kan afwegen voor hun belachelijke experimenten.
Beoordelen, afwegen, verstoppen.
We moesten gerechtigheid afwegen tegen zelfbehoud.
En ik zal mijn woorden afwegen.
Aarzelen. De opties afwegen, als er maar één optie is.
Elk dier moet de potentiële winst afwegen tegen het mogelijke verlies.
Maar we moeten de voordelen afwegen tegen de kosten.
Aarzelen. De opties afwegen, als er maar één optie is.
Je moet nadenken en de voors en tegens afwegen.
Weegapparatuur: het product afwegen en portioneren.
Ik kan met de hand 175 gram sla afwegen.