Examples of using Branch in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
De Special Branch heeft nu belang bij deze zaak.
De Special Branch kreeg een tip. Een telefoontje.
Branch zijn dood dompelt hem onder in het werk.
Alsof Branch zijn obsessieve gedoe besmettelijk was.
Ik ben het Branch verschuldigd om te blijven zoeken.
Heb je Branch kunnen bereiken?
Een branch aanmaken voor een nieuw verhaal waar je aan werkt.
Dat is Branch z'n laptop, toch?
Branch, ben je daar?
Branch, we moeten hem redden!
Ja, Branch, zing met ons!
Branch, wat doe je?
Branch, wat scheelt er?
Branch, Geef hem aan mij!
Oh, Branch… Je verpest altijd alles.
Branch, ik weet dat je het geluk in je.
Branch, wordt u uitgenodigd!
Branch, kijk!
Branch, we hebben om hem te redden!
Wat weet Branch over Nighthorse?