Examples of using Carson in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Hij is Mr Carson.
Hi. Ik ben Carson Drew.
Je hebt Drew en Carson.
Mijn naam is Carson Phillips.
Nee, Pete, hij zoekt Carson ook.
Mildred Carson, medio 40.
Vluchtcijfers voor Carson- wist je dit al?
Ik werk bij Carson, die verlichtingswinkel daar?
Mr Carson vertelde haar dat u ziek bent.
En Mr Carson heeft gelijk.
Carson heeft niks met Suranaica te maken.
Carson heeft papa verteld dat je opgeroepen bent.
Wordy, Carson of Jackie al gezien?
Carson, zeg tegen Ziggy dat hij ons ontmoet bij het hotel.
Als Carson opgeruimd is.
Getuigen zeiden dat zij Iris de Carson baby nieuw leven in zagen blazen.
We konden Carson terugkeer niet missen.
Het Carson Hotel?
Carson werd geboren in Fort Lauderdale, Florida.
Carson werd geboren in Brooklyn.