Examples of using Document in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Document 19 in uw mappen. Naar de letter.
Waar is het document dat ik moet tekenen?
Je moet een document opstellen.
Geef me het document, Langer.
Dit document is een leugen.
Het originele document heeft een andere naam.
Zij hebben het document nu. Juist.
Heb je het document mee?
DELETE- Verwijder het document.
Geef haar het document, Langer.
Het document, alstublieft.
En dit document, Uwe Majesteit?
In 2000 bevat het document de twee namen. Bath.
Petroșani werd voor het eerst vermeld in een document van 1788-1792.
Dit is Denver's document over Bonnie.
Dit document was het Oostenrijkse excuus voor een oorlog.
In 2000 bevat het document de twee namen. Bath.
Hebt u dat document voor me?
Je moet voor je faillissement tekenen. Teken het document.
We weten niet waar het document is.