Examples of using Efraim in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
En hij zette Efraim voor Manasse.
En hij zette Efraim voor Manasse.
Fijne kerstdagen, Efraim.
Hou op, Efraim.
Alex Recht. Efraim Kiel.
Voorzichtig, Efraim.
Waarom zei u dat niet? Efraim Kiel.
Zijn naam was Aaron Efraim Markowitz.
Waarom zei u dat niet? Efraim Kiel?
Iemand heeft dus de man vermalen die Efraim Albright heeft opgegeten.
Efraim heeft die jongens tenslotte doodgeschoten.
Efraim zal schaamte behalen, en Israel zal beschaamd worden vanwege zijn raadslag.
Waren hun getelden van den stam van Efraim veertig duizend en vijfhonderd;
Efraim is geslagen, hunlieder wortel is verdord,
Ik werkte nu twee maanden voor Efraim en verdiende al meer dan een leven lang masseren.
Toen scheidde Amazia die af, te weten de benden, die uit Efraim tot hem gekomen waren, dat zij naar hun plaats gingen;
naar de stad, genaamd Efraim, en verkeerde aldaarmet Zijn discipelen.
Als Ik Mij Juda zal gespannen, en Ik Efraim den boog zal gevuld hebben;
Zo gingen de lopers door, van stad tot stad, door het land van Efraim en Manasse, tot Zebulon toe;