Examples of using Gezelligheid in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Gezelligheid en álle voorzieningen op loopafstand.
Gezelligheid, service en gastvrijheid wachten op u.
Tijd voor gezelligheid met de Toes!
zeilen en gezelligheid.
Alles was perfect georganiseerd in een ontspannen harmonie en gezelligheid.
Het intieme Barcelona City North biedt gezelligheid en een warm onthaal.
Amsterdamse gezelligheid, Japans fingerfood
Gastvrijheid en gezelligheid staan centraal in De Sluiskop.
Gezelligheid en plezier zijn erg belangrijk.
Onze camping biedt gezelligheid voor het hele gezin.
ruimte voor gezelligheid.
Kerstmis, dat is sfeer en gezelligheid.
Veel dank voor uw gastvrijheid, gezelligheid en eenvoud.
Het intieme Maison Souquet biedt gezelligheid en een warm onthaal.
Met hier en daar wat groen voor de gezelligheid.
Ontspanning en gezelligheid zijn twee trefwoorden die in de geboden workshops voorop staan.
De gezelligheid tijdens de après-ski is beroemd!
De gezelligheid is onze gouden regel.
Je zoekt gezelligheid, gastvrijheid en rust.
U verkoopt gezelligheid, luxe, comfort.