Examples of using Gisteren in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Gisteren water, vandaag water.
Ze was gisteren in mijn appartement.
Die Jesaja-tekst stond gisteren op een spiegel.
Er is een 3 gangen menu maar spannend is het niet; identiek aan gisteren.
Gisteren zag ik Owen met Jack Reinhold praten.
Moge jullie morgen beter zijn dan jullie gisteren.
Tom en ik hebben je toneelspel gezien gisteren.
Ik zag Kev niet meer sinds gisteren.
U bent morgen verloren en ik gisteren.
Ja, mijn gisteren.
Ik zag Kev niet meer sinds gisteren.
Fran. De vrouw die ik gisteren zag.
M'n excuses aanbieden voor gisteren.
Wiren, ik sprak gisteren met mijn moeder.
Oh. Ik had een droom gisteren, Cale.
Wacht als anderen 't opgeven en gisteren zijn vergeten.
Het gaat over gisteren.
Ik verloor mijn halssnoer gisteren.
Ik vond mijn beide honden in de weide gisteren.
Gebroken door verdriet over het meisje.- Gisteren.