Examples of using Hij bezit in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Hij bezit de titel Kandidaat Nationaal Meester.
Hij bezit het Oude en doet het te niet met het Nieuwe.
Dat weet ik wel… maar hij bezit een donkere kant en sterke magie.
Hij bezit de ziel van iedereen in de club.
Hij bezit het land waar Soldala is gebouwd.
Hij bezit een deel van iedereen.
Hij bezit zowel de Israëlische als de Franse nationaliteit.
Hij bezit een bovenmenselijk bewustzijn van de tegenwoordigheid van de Godheid.
Hij bezit je. Goed.
Hij bezit land in Wessex.
Hij bezit de grootste keten van uitvaartcentra in Siberië.
Hij bezit mij!
Alles wat hij bezit, zelfs zijn lichaam.
Hij bezit het land.
Hij bezit zowel de Zwitserse als de Servische nationaliteit.
Hij bezit een indrukwekkende nautische verzameling waaronder een wereldatlas van J. Blaeu.
Hij bezit je. Goed.
En hoe? Hij bezit de helft van de fluit?
Hij bezit mijn code.
Hij bezit het pakhuis waar ze Darby vonden.