Examples of using Laf in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ik vind hem niet laf.
Zo'n dertig jaar geleden wilde je vader bewijzen dat hij niet laf was.
Je hebt het mis, ik ben niet laf.
Mensen zijn te slecht en laf.
Wel laf, maar slim.
Ik zei tegen m'n moeder dat ik laf ben geweest.
Waarom kiezen de Hogere Machten zo'n laf beest?
Hij is net zo laf als zijn voorouders.
Doe niet zo laf.
Met een leugen leven is niet laf.
Wat ben jij laf, zeg.
Debbie is te laf, dus zeg ik het.
Ik ben niet laf.
We hebben geleerd om het te zien als laf en gemakkelijk.
Jij was te laf.
Ik was te laf.
Bedreigd, slaafs, laf.
Dat maakt hem laf.
Misschien ben ik daar te laf voor, Mr Woodard.
Ze zijn gek om je laf te noemen.