Examples of using Ongerust in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Weet je hoe ongerust we geweest zijn?
Ongerust, hè? Dood ze niet.
Het was pas later, dat ik ongerust werd.
Ik ben ongerust.
Ik ben niet ongerust voor mezelf.
N Beetje ongerust zijn mag, maar niet te veel.
Wees niet ongerust, mevrouw.
Probeer niet ongerust te worden, uwe hoogheid.
Ze was altijd ongerust in de ruimte.
Maar Grete's woorden had meteen gemaakt van de moeder erg ongerust.
Elizabeth maakt zich erg ongerust.
Hij is ongerust.
Maar hij was erg ongerust.
Ik ben ongerust over een van mijn patiënten.
Mijn moeder zal ongerust zijn.
Wees niet ongerust, Marie.
Raak niet paniekerig, ongerust, nerveus, angstig of bang.
Geen wonder dat je ongerust bent.
Dat maakt de mensen ongerust.
Daarom werd Mr Penhaligon erg ongerust.