Examples of using Onwillig in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Dat mag u, zowel onwillig als heel erg kwaad.
De mensen van de zwaarlijvigheid die aan dieet onwillig zijn.
Je kunt niet eens onwillig zijn.
En volwassenen, kunnen onwillig worden.
Terug naar huis te laten komen. onwillig om je Ze leek….
Hij was onwillig.
Ik heb niet gezegd dat ik onwillig was.
De verwachting moet zijn, dat ze onwillig zullen zijn.
Hun houding blijft passief, onwillig zelfs.
Met moeite en onwillig vorderen zij op den modderigen weg.
Niet onwillig naar de dood gesleept.
Niet onwillig naar de dood gesleept.
Onwillig, dochter.
Onwillig en onbegrijpend vertrekken de Nederlanders.
Ietwat somber keerde ik onwillig terug naar de wagen.
Niet onwillig of onder dwang'.
Nu gedraagt hij zich onwillig, oneerbaar en onoprecht!
Niet onwillig naar de dood gesleept.
De motor is koud onwillig en luidruchtig.
De wilde inboorlingen zijn eenvoudig en onwillig.