Examples of using Order in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Mijn order, sir.
Ik geef de order voor SNAPCOUNT.
G'ulom gaf net order voor twee bataljons uit de kazerne.
De order kwam terug.
Caleb, het is niet mijn order.
Op 20 januari 1939 plaatsen de Denen wel een order.
Order begrepen.
Dit is niet Law& Order.
Wie heeft dat order gegeven?
Blijf tot nader order op uw huidige positie.
De Final World Order uit Watts.
Jullie commandant heeft jullie zojuist een order gegeven!
Wacht op een order.
Ik geef u een order, vrijwilliger!
Ik wist nooit van wie de order kwam.
Jouw handtekening staat op de order.
Nee, Sir, ik kreeg net de order.
Het Tsjechoslowaakse Ministerie van Oorlog plaatste een order voor 45 Bs-122 lesvliegtuigen.
Jullie hebben je order.
Jerry, ik wil m'n order intrekken.