Examples of using Rekenen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Maar rekenen was nooit m'n.
Ze rekenen drie keer meer dan wij.
We kunnen niet rekenen op zo 'n commandant.
Ja. Vandaag in rekenen, beantwoordde ze echt wat… Wat?
Ik kan op u rekenen, sheriff.
U kunt voor alles op mij rekenen.
Moet ik BTW rekenen over een bitcointransactie?
Kinderen leren goed rekenen met De wereld in getallen.
U kunt rekenen op een harmonieuze interieur in een romantische sfeer.
In rekenen is hij wat zwak.
We kunnen rekenen wat we willen.
Je hebt leren rekenen.
En op Europa kun je niet echt rekenen.
Ik denk niet dat we op haar kunnen rekenen.
Ik kan niet op je rekenen.
Bij het wegtransport rekenen we vaak met laadmeters.
Wij rekenen wel met hem af.
Op donderdag kunnen we rekenen op nauwelijks bewolkt weer.
Elk project kan rekenen op onze volle aandacht
We rekenen zes dollar per uur.