Examples of using Zuster in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ik help de zuster in de wachtkamer.
Onze broeders en zuster stierven toen we streden tegen dit gespuis.
Ik was de zuster, vergeet dat niet.
Grace? Grace. Zuster Grace?
Haar zuster was net zo vastberaden.
Japanse zuster zijn heel goed.
Zuster Bibbs en een rubberen paard.
Je moeder?- En mijn zuster.
Ze verkrachtten mijn zuster voor mijn ogen.
De zuster was niet zo blij.
Ik ben vergeten u dit te geven voor zuster Hereward.
Ik wil mijn moeder en zuster weer zien.
Staat haar zuster op deze lijst?
Hij zegt, leen er gewoon een paar van de zuster.
Mijn naam is zuster Anderson.
Alstublieft! Ik ben zuster Abbey.
Ik moet verder. Ik heb twee zuster bij me.
Drink, en kom bij je nieuwe zuster.
Hebt u kinderen, zuster Crane?
Alstublieft! Ik ben zuster Abbey!