Voorbeelden van het gebruik van Zuster in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Zuster, haal een koud kompres!
Zuster Valenciaga met een liniaal.
Je hebt geluk, zuster.
De zuster zei dat hij stabiel was.
Zij is mijn zuster.
Maar ik weet zeker dat zuster Crane graag wil helpen.
Dat zou ik nooit mijn broeders en zuster aandoen. Alsjeblieft, zeg.
Zuster, hier hard drukken.
Ze is geen zuster van jou.
Kom vooraan zitten, zuster.
De zuster vond het voor m'n deur.
Heeft zij een zuster?
Zorg dat het een jongen is, zuster.
Zuster, ik wacht op mijn sponsbad.
kerels die met hun zuster trouwden?
Dat ga ik zeker doen, zuster.
De zuster belt wel.
Ik ben zuster Clare.
Ze zeiden dat jij en niet zuster Franklin de dienstdoende zuster was.
Dr. Ken heeft al een zuster.