Examples of using Zwitser in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
De Zwitser Beat Schenk legde beslag op de tweede plaats, voor thuisrijder Miroslav Matuska.
Voor de jonge Zwitser Jérémie Heitz ligt de freeridetoekomst nog open.
Die Zwitser wil me steeds paaien.
De Zwitser Martin Fuchs behoort ondanks zijn 22 jaar, tot de absolute wereldelite.
Die Zwitser was een cliënt van mij.
Ik ben een Zwitser.- Eerste correctie.
Een Zwitser, Mr Orrock.
Geen Zwitser. Pavel Mikhailovich Zorkin.
Geen Zwitser. Pavel Mikhailovich Zorkin.
Hij is geen Fransman, maar een Zwitser.
Ik ben geen Zwitser, wacht.
Ik dacht door die de jurk dat je een Zwitser was.
Hij was vroeger adjudant. Hij is altijd zo dronken als een Zwitser.
De klassieker werd gewonnen door de Zwitser Fabian Cancellara.
In Frankrijk?- Nee, ik ben Zwitser.
Eerlijk gezegd heb ik nooit begrepen wat ze er aan vond, haar Zwitser.
Eerlijk gezegd heb ik nooit begrepen wat ze er aan vond, haar Zwitser.
Hoezo, Zwitser?
U ging naar Frankrijk en u beweert Zwitser te zijn.
Ik vind dat vreemd, voor een Zwitser.