BUNCH in Dutch translation

• stel
• bos
• hoop
• paar
• groep
• veel
• stelletje
• aantal
• bunch
• bende
• heleboel
• boel
• stapel
• tros
• heel
• er
• bundel
• zooitje
• een stelletje
• zootje

Examples of using Bunch in English and their translations into Dutch

I have been standing a bunch today.
Ik heb veel gestaan vandaag.

One bunch of keyson white metal ring.
N Bos sleutels met metalen ring.

About a bunch of demonic girls. simulator.
Simulator over een paar demonische meisjes.

A bunch of Japanese mumbo-jumbo.
Een groep van Japanese mumbo-jumbo.

Grayson bought a bunch of knives online a year ago.
Grayson kocht een hoop messen online een jaar geleden.

It's a bunch of rich jerks.
Het is een stel rijke eikels.

There's a bunch of them, on several levels.
Er zijn er een aantal van, op verschillende niveaus.

Bunch, call me.
Bunch, bel me.

Bunch cursed demons.
Stelletje vervloekte demonen.

Simulator R. about a bunch of demonic girls.
Simulator over een paar demonische meisjes. R.

Do I have to milk that bunch of cows?
Moet ik die bos koeien melken?

I'm having to drink a bunch of water.
Ik moet veel water drinken.

Not this bunch.
Deze groep niet.

And a bunch of people saw it.
En een hoop mensen hebben het gezien.

We ain't a bunch of bitches.
We zijn geen stel trutten.

A bunch of them left.
Een aantal van hen vertrokken.

Bunch, you got to get me out of here.
Bunch, zorg dat ik hier wegkom.

Never. Bunch of hooey, if you ask me.
Stelletje hooey, als je het mij vraagt. Nooit.

Bruce has a bunch of places like this.
Bruce heeft veel plekken zoals deze.

It's just a bunch of numbers and dates.
Het zijn maar een paar cijfers en wat data.