GO TO WORK in Dutch translation

• gaan werken
• aan het werk gaan
• weer aan het werk
• ga aan de slag
• moet werken
• ga naar je werk
• nu aan het werk
• naar kantoor
• ga werken
• ga aan het werk
• gaat werken
• gaan aan de slag
• aan het werk gaat
• aan de slag gaan
• gaat aan het werk

Examples of using Go to work in English and their translations into Dutch

Go to work. Come here!
Kom hier!- Ga naar je werk.

Just go to work today.
Gewoon weer aan het werk.

Get up and go to work.
Sta op en ga aan de slag.

Yuri must go to work.
Yuri moet nu aan het werk.

I gotta go to work.
Ik moet naar kantoor.

Now I gotta go to work.
Nu moet ik gaan werken.

I have to go to work.
Ik ga werken.

Captain. I have to go to work. Captain?
Kapitein. Ik moet weer aan het werk. Kapitein?

Just go to work.
Ga aan de slag.

I have to go to work.
En ik moet nu aan het werk.

Yeah. I have to go to work.
Ja, ik moet gaan werken.

Robert, we have to go to work.
Robert, we moeten naar kantoor.

And I go to work at nine.
En ik ga aan het werk om negen.

Go to work, read your mail!
Ga werken, lees je e-mail!

I have to go to work.
Ik moet weer aan het werk.

I don't wanna go to work today.
Ik wil vandaag niet gaan werken.

Gotta go home, change my clothes and go to work.
Ik moet me omkleden en naar kantoor.

Mama's gotta go to work.
Mamma gaat werken.

Go to work with real stories.
Ga aan het werk met echte verhalen.

Go to work, come home;
Ga werken, kom naar huis;