Examples of using Need to practice in English and their translations into Dutch
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
You need to practice with people.
If you want to learn new behavior, you need to practice.
So you need to practice saying this to yourself.
Dus je moet oefenen en tegen jezelf zeggen.And we will need to practice.
En we zullen moeten oefenen.Nick, you need to practice.
Nick, je moet oefenen.You think we need to practice that?
Denk je dat we dat moeten oefenen?That is the thing you need to practice.
Dat is hetgeen dat je moet oefenen.Ursa and I need to practice.
Ursa en ik moeten oefenen.So if you will excuse me, Counselor, I need to practice.
Dus als u me wil excuseren, ik moet oefenen.We need to practice.
Ik… we moeten oefenen.What? Bennie: You need to practice.
Wat? Je moet oefenen.I need to practice.
Ik moet repeteren.Some will need to practice this more often than others.
De een zal hiervoor meer oefening nodig hebben dan de ander.You need to practice.
Je moet het oefenen.You need to practice if you're headed to America.
Je moet het oefenen, als je naar de VS gaat.My recital is tomorrow and I need to practice.
Ik moet oefenen voor m'n optreden morgen.Because you need to practice.
Omdat je oefening nodig hebt.I need to practice.
Ik moet gaan oefenen.You need to practice this.
Je moet het oefenen, 
