Examples of using Time to go home in English and their translations into Dutch
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
After three weeks it's time to go home.
Na drie weken is het tijd om naar huis te keren.But now it is time to go home.
Maar nu is het tijd om naar huis te gaan.So guess it's, uh, time to go home.
Dan is het tijd om naar huis te gaan.Time to go home, sleep it off butthead.
It's time to go home to the plans we made before the war.
Het is tijd terug te gaan naar onze plannen van voor de oorlog.But now… it's time to go home.
Maar nu… is het tijd om naar huis te gaan.Give me the keys, time to go home.
Come on! Time to go home.
Kom maar, het is tijd om naar huis te gaan.Now it's time to go home.
Nu is het tijd om naar huis te gaan.No time to go home in between.
Geen tijd om er tussen naar huis te gaan.Time to go home.
Tljd om naar huis te gaan.Come on now, time to go home.
Nu is het tijd om naar huis te gaan.Just in time to go home.
Net op tijd om naar huis te keren.After six months, it was time to go home.
Na zes maanden was het tijd om naar huis te gaan.Thomas! Time to go home!
Thomas, het is tijd om naar huis te gaan.Time to go home! Thomas!
Thomas, het is tijd om naar huis te gaan.Hey. It's time to go home.
Hey. Het is tijd naar huis te gaan.It's time to go home. Hey.
Hey. Het is tijd naar huis te gaan.Time to go home. My love.
Het is tijd om naar huis te gaan. Mijn lief.Before you know it, it's time to go home.
Voor je 
