YOU TO GO in Dutch translation

• je naar
• je weg
• je gaat
• je weggaat
• je meegaat
• je vertrekt
• u naar
• je komt
• je wegging
• je heen
• je blijft
• je heengaat

Examples of using You to go in English and their translations into Dutch

To ask you to go to Cabo.
Of je meegaat naar Mexico.

I need you to go outside.
Ik wil dat u naar buiten komt.

The deal is they need you to go.
Ze willen dat je komt.

The lady wants you to go.
Deze dame wil dat je vertrekt.

But I would like you to go.
Maar ik zou willen dat je weggaat.

I mean, I don't want you to go.
Ik bedoel, ik wil niet dat je gaat.

They want you to go home.
Ze willen dat je naar huis komt.

I told you to go.- I don't want to..
Ik zei dat je weg moet gaan.

With me and Jenny. I need you to go on a double date.
Ik wil dat je meegaat op een dubbele afspraak met mij en Jenny.

I never wanted you to go.
Ik heb nooit gewild dat je wegging.

They want you to go.
Ze willen dat je komt.

I really want you to go.
Ik wil dat je vertrekt.

Because I want you to go.
Ik wil dat je weggaat.

Yes.- I don't want you to go.
Ja. Ik wil niet dat je gaat.

Where does he want you to go?
Waar moet je heen?

And we want you to go home to them.
En we willen dat je naar huis kan om ze te zien.

It's not that.-I just want you to go.
We willen dat je meegaat.

It's. it's not that I want you to go.
Het is… het is niet dat ik je weg wil.

I don't want you to go anymore.
Ik wil niet meer dat je komt.

No, I didn't want you to go. I thought that.
Nee, ik wilde niet dat je wegging.