Voorbeelden van het gebruik van Abliefern in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Finde sie. Ich muss den Fledermann abliefern.
Den Antichristen abliefern und ihn im Auge behalten.
Er soll meine Antwort unversehrt abliefern.
Oder unsere Firma muss einen Bericht über Umweltauswirkungen bei den Behörden abliefern.
Nichts. das sie abliefern mussten.
Ich muss den Wagen abliefern.
Ich muss ihn sofort abliefern.
Ik moet hem nu brengen.Wir müssen diese Fässer abliefern.
We moeten deze vaten afleveren.Der Rest, wenn Sie die Frau abliefern. 000 sofort.
Tienduizend nu. De rest wanneer je het meisje aflevert.die Knete sollte er was für mich abliefern.
een mooi bedrag zou hij iets voor me bezorgen.Nur, dass ich dich abholen und abliefern soll.
Ik moest je alleen ophalen en afzetten.Vielleicht wollte er eine Untersuchung vermeiden und keine Stuhlprobe abliefern.
Misschien wilde hij niet onderzocht worden of ontlasting afgeven.Du musst es bald abliefern.
Je moet het snel brengen.Und Sie werden sie abliefern.
En jij gaat ze afleveren.Er will, dass nur Sie das Geld abliefern.
Hij wil dat jij het geld aflevert.Du musst den Brief abliefern.
U moet de brief bezorgen.Ich solle dich abholen und abliefern.
Ik moest je ophalen en afzetten.Oder ich könnte es persönlich abliefern.
Of ik kan hem zelf afgeven.Ich soll hier Blumen abliefern.
Ik kom bloemen brengen.Wir müssen sie abliefern.
We moeten het afleveren.
