Voorbeelden van het gebruik van Bus in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Es gibt keinen Bus, keine Taxis.
Der Bus hat einen Platten.
Buchung und Vermittlung von Tickets für Verkehrsmittel Flugzeug, Bus, Van.
Boeken en regelen van kaartjes voor vervoermiddelen vliegtuig-, bus-, bestelwagen.Kyle, der Bus fährt in einer Stunde.
Es ist 2 km vom Stand Beide Bus und Bahnhof.
Auto, Bus, Flugzeug.
Auto's, bussen, vliegtuigen.Nimm den Bus.
Neem het busje.Nein, nein, ich nehme den Bus.
Nee, ik neem de bus.Ich will nicht zu lange im Bus warten.
Ik wil niet te lang bij de bushalte staan.Den Bombenanschlag in Frankreich, den Bus, alles.
De bom in Frankrijk, de bussen, alles.Das ist Sams Bus.
Dat is Sams busje.Mit den Schuhen kann ich keinem Bus nachrennen.
Ik kan niet achter de bus aan met deze hakken.Ich sah, wie der Soldat der Frau zum Bus folgte.
Ik zag de soldaat het meisje volgen naar de bushalte.Spezielle Sonderziele für Lkw und Bus.
Nuttige Plaatsen specifiek voor vrachtwagens en bussen.Lo Shu soll den Bus vorbereiten.
En laat Lo Shu het busje klaarzetten.Ich bring Sie zum Bus.
Ik breng u naar de bushalte.Beeil dich, du verpasst den Bus.
Snel, anders mis je de bus.Er fuhr gern Bus.
Hij hield van bussen.Das ist Sams Bus.
Dat is het busje van Sam.Ich muss los, ich will Archie noch zum Bus bringen.
Ik ga Archie naar de bushalte brengen.
