LOSLASSEN - vertaling in Nederlands

loslaten
loslassen
gehen lassen
aufgeben
vergessen
freilassen
freisetzen
lösen
entfesseln
laten gaan
gehen lassen
lassen
freilassen
rauslassen
vergessen
schicken
aufgeben
hauen
gehenlassen
fallenlassen
vrijgeven
freigeben
veröffentlichen
freigabe
offenlegen
weitergeben
preisgeben
loslassen
freisetzen
geben
frei
gaan
gehen
werden
fahren
wollen
machen
kommen
laufen
fliegen
jetzt
verschwinden
loslaat
loslassen
gehen lassen
aufgeben
vergessen
freilassen
freisetzen
lösen
entfesseln
laat gaan
gehen lassen
lassen
freilassen
rauslassen
vergessen
schicken
aufgeben
hauen
gehenlassen
fallenlassen
ga
gehen
werden
fahren
wollen
machen
kommen
laufen
fliegen
jetzt
verschwinden

Voorbeelden van het gebruik van Loslassen in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Ich will dich nicht loslassen.
Ik laat je niet gaan.
Wenn sie ihn loslassen, wird er uns beide töten.
Als je hem laat gaan, vermoordt hij ons allebei.
Wenn Sie den Doktor nicht sofort loslassen, werde ich schießen. Professor Meister.
Als u de dokter niet direct loslaat, ben ik gedwongen te schieten. Professor Meister.
Wir werden Black Cyper auf die Menschen loslassen.
We zullen zwarte cyper op de mens los laten.
Loslassen, sagte ich!
Laat los, zeg ik!
Ich… kann ihn nicht loslassen.
Ik… kan hem niet loslaten.
Deshalb muss ich dich loslassen.
Daarom moet ik je laten gaan.
Warum kannst du ihn nicht einfach loslassen?
Waarom laat je hem niet gewoon gaan?
Wenn Sie mich loslassen, spüle ich.
Als je me loslaat, ga ik de afwas doen.
Loslassen! Nein! Ok, zurück.
Ga terug. Nee.
Ich sagte loslassen!
Ik zei:"laat me gaan"!
Und ich wollte nie wieder loslassen.
En ik wou haar hand nooit meer los laten.
Loslassen, habe ich gesagt!
Laat los zei ik!
Ich konnte Sie nicht loslassen.
Want ik kon haar niet loslaten.
Du kannst mich jetzt loslassen.
Je kunt mij nu laten gaan.
Nicht loslassen, Baby, nicht loslassen!
Laat hem niet gaan!
Wenn Sie loslassen, muss ich Ihnen nachspringen.
Als jij loslaat, moet ik je naspringen.
Loslassen. Lasst mich los!
Laat gaan. Laat me gaan!.
Loslassen! Mir wurde Zeit mit meiner Frau versprochen!
Ga van me af. Jullie hadden me tijd met mijn vrouw beloofd!
Du musst es loslassen.
Je moet het los laten.
Uitslagen: 1653, Tijd: 0.1462

Top woordenboek queries

Duits - Nederlands