SPIEL - vertaling in Nederlands

• spel
• wedstrijd
• game
• speel
• match
• gokken
• toneelstuk
• een spelletje
• spelen
• gespeeld
• wedstrijden
• games

Voorbeelden van het gebruik van Spiel in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Washington Spiel das ist eid pa innfodte US Bereiche.
Washington het gokken het is eid pa innfodte US gebieden.

Wir war das Spiel, Mrs. Lincoln?
Hoe was het toneelstuk, Mrs. Lincoln?

Das Spiel ist morgen.
De match is morgen.

Dieses Spiel haben wir mit einigen Gefangenen im Irak gespielt.
Dit hier is een spelletje dat we in Irak speelden met jongens die we gevangen hadden.

Dieses Spiel ist unmöglich.
Deze game is onmogelijk.

Das Spiel zwischen Lazio und Marseille.
Over de wedstrijd tussen Lazio en Marseille.

Komm, Neddie. Neddie, spiel es.
Neddie, speel het. Vooruit, Neddie.

Es steht mehr auf dem spiel, aIs nur deine Schwester.
Dit is niet leuk om te zeggen… maar er staat meer op 't spel dan je zus.

Christine? Danny, komm, spiel mit mir.- Daniel?
Daniel?- Christine? Danny, kom met me spelen.

Mark Spiel, Unternehmen- und festlich gedeckten Tisch.
Mark het gokken, bedrijf- en feestelijke tafel.

So ein Spiel zu vergessen.
Zo'n match vergeet je niet.

Dieses Spiel ist krank.
Wat een ziek spelletje.

Ein Spiel wird uns allerdings kein neues Haus kaufen.
Een toneelstuk zal ons geen nieuw huis kunnen kopen.

Kriegen wir das Spiel zu sehen?
Krijgen we de game te zien?

Andrea Pirlos erstes Spiel als Trainer der Bianconeri.
Andrea Pirlo's eerste wedstrijd als trainer van de Bianconeri.

Lee, spiel das Spiel.
Lee, speel het spel.

familie, spiel.
familie, spel.

Geh nach Hause, spiel mit deiner Frau.
Ga thuis wat met je vrouw spelen.

Spiel 3 nicht Trumpf Brücke.
Het gokken 3 geen troef brug.

Das Spiel ist vorbei.
De match is voorbij.