TICKET - vertaling in Nederlands

ticket
flugticket
fahrkarte
eintrittskarte
karte
flugschein
fahrschein
flugpreises
parkschein
kaartje
karte
landkarte
ausweis
card
postkarte
stadtplan
speisekarte
diagramm
vliegticket
flugticket
ticket
flug
flugscheins
bonnetje
quittung
rechnung
beleg
kassenzettel
ticket
bon
abholschein
kassenbeleg
kassenbon
kaartje voor
ticket für
karte für
eintrittskarte für
fahrkarte für
fahrschein für
bekeuring
strafzettel
knöllchen
ticket
deliktsbescheid
strafe
vliegtuigticket
flugticket
ticket
flug
tickets
flugticket
fahrkarte
eintrittskarte
karte
flugschein
fahrschein
flugpreises
parkschein
kaart
karte
landkarte
ausweis
card
postkarte
stadtplan
speisekarte
diagramm
kaartjes
karte
landkarte
ausweis
card
postkarte
stadtplan
speisekarte
diagramm
vliegtickets
flugticket
ticket
flug
flugscheins

Voorbeelden van het gebruik van Ticket in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Er bekam das Ticket.
Hij kreeg het vliegtuigticket.
Mein Ticket!
Mijn bonnetje.
Es ist unser Ticket für Wonderland.
Het is ons ticket naar Wonderland.
Du hast mein Ticket geklaut!
Je stal mijn kaartje.
Ich gebe Ihnen jetzt ein Ticket.
Ik ga je een bekeuring geven.
Ich hab dir das Ticket gebracht, weil du meinen Bruder kanntest.
Hij heeft me de tickets bezorgd'omdat je met mijn broer rondhing.
Ein Ticket für die VIP-Loge!- Was ist das?
Een kaartje voor de VIP-box.- Wat is dat?
Ich habe ein Ticket gefunden.
Ik heb een vliegticket gevonden.
Ich hab wohl mein Ticket verloren.
Ik ben m'n bonnetje kwijt.
Der Name auf dem Ticket ist David Savage.
De naam op het ticket is David Savage.
Ich habe ein Ticket.
Ik heb een kaartje over.
einen neuen Therapeuten, ein Ticket nach Hause.
voor een nieuwe therapeut… voor een vliegtuigticket naar huis.
Bitte geben Sie mir kein Ticket.
Geef me alsjeblieft geen bekeuring.
Haben Sie das Ticket und das Geld?
Heb je mijn tickets en geld?
Das Ticket ist für heute Abend.
Die kaart is voor vanavond.
Ein Ticket nach Berlin bitte. Für übermorgen.
Een kaartje voor Berlijn voor overmorgen.
Den Richter interessiert Ihre DNA auf einer Leiche mehr als ein Ticket.
De rechter heeft meer aan jouw DNA op die vrouw dan een vliegticket.
Lieber Gott, bitte mach mein Ticket zum Gewinner.
Lieve heer, laat mijn bonnetje winnen.
Ich habe für das Ticket bezahlt.
Ik heb betaald voor dit kaartje.
Ich habe immer noch mein Ticket.
Ik heb mijn ticket nog.
Uitslagen: 1922, Tijd: 0.0754

Top woordenboek queries

Duits - Nederlands