Voorbeelden van het gebruik van Ticket in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Een ticket voor het Natuur Historisch Museum.
Dat ticket winnen was het mooiste
Geen ticket, geen rit.
Een passagier heeft de keuze tussen een andere vlucht of terugbetaling van de ticket.
Ik heb geen ticket.
Ja, kan ik mijn ticket krijgen en vertrekken?
Ticket Kid onder 12 jaar.
Een ticket naar Madrid?
Omdat dat jouw ticket is naar Interpol.
De ticket… De ticket is onderpand voor m'n voertuig van $100.
Dit is uw ticket voor uw dochter daar.
De keuze tussen een andere vlucht of terugbetaling van de ticket, en.
Niet volgens het ticket.
Hij betaalt alleen zijn ticket.
Hij is mijn ticket naar Christmasland.
Ik heb uw ticket en naamspeldje nodig.
Het ticket is strikt persoonlijk.
Dat is het ticket voor Doo-Dah's toneelstuk.
Je ticket verscheuren, dat zou ik willen.
Neem het. Neem het ticket.