BISCUIT - vertaling in Nederlands

• biscuit
• koek
• koekje
• cracker
• beschuit
• koekie
• cookie
• koekjes
• biscuitje
• bonz
• het koekje

Voorbeelden van het gebruik van Biscuit in het Frans en hun vertalingen in het Nederlands

Oh, je vois que tu as eu ton biscuit et ton jus.
Oh, ik zie dat je sap en koekjes hebt.

Dénomination Biscuit avec des morceaux de fruits,
Benaming Koek met stukjes fruit,

Il te plaît, ce biscuit?
Lijkt deze koek je lekker?

Et monsieur Johnson a fait un biscuit.
En Mr Johnson heeft een koek gemaakt.

Elle nous propose d'elle-même un morceau de son biscuit.
Ze geeft uit zichzelf een stukje van haar koek af.

Tout le monde a un biscuit?
Hebben jullie al koek?

Cette biscuit pourrait, toutefois, dans certaines circonstances, ne pas fonctionner correctement.
Dergelijke cookies kunnen echter in sommige omstandigheden niet goed.

C'est comme quatre biscuit et du raisin.
Dat zijn vier crackers en een rozijn.

Gros papa, voudrais-tu me passer un biscuit?
Big Daddy, wil je me de crackers geven?

Qu'a dit le Biscuit?
Wat had ons biscuittje?

Des crottes de nez sur un biscuit?
Snot op een biscuittje?

Le Biscuit m'a appelée, il s'inquiète pour toi.
Het Koekje belde. Hij maakt zich zorgen over je.

Viens, Biscuit.
Kom op, Koekje.

Le chemin du petit biscuit- Le Pass.
Le chemin du petit biscuit- Het Pass.

Nous allons perdre le premier biscuit avant même que nous ne quittions la ferme.
Het eerste koekje verliezen we voordat we vertrekken op de boerderij.

Puis-je vous offrir un verre de sherry et un biscuit?
Mag Ik U Een Glas Sherry Aan Bieden En Een Koekje?

Ils ont gentiment apporté une serpillière et un biscuit.
Ze brachten een dweil, en een koekje.

En plus, elle avait une odeur de biscuit.
Plus, ze rook naar koekjes.

Donnons-lui un biscuit.
Geef 'm een koekje.

Mais tu as encore une odeur de biscuit.
Maar je nog ruikt nog steeds naar koekjes.