LAVER - vertaling in Nederlands

wassen
laver
lavage
nettoyer
lessive
rincer
cires
shampooing
opfrissen
rafraîchir
laver
nettoyer
rafraichir
débarbouiller
un brin de toilette
zuiveren
purifier
propre
nettoyer
purger
laver
purification
épurer
purs
blanchir
épuration
schoonmaken
nettoyer
nettoyage
ménage
laver
promyt
laver
was
son
spoelen
bobines
rincer
rinçage
rouleaux
laver
débusquer
bobinage
nariones
rinicage
jeter
schrobben
frotter
lavage
laver
récurer
nettoyer
frottement
gommage
wash
lavage
blanc
laver
laver

Voorbeelden van het gebruik van Laver in het Frans en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official/political category close
  • Computer category close
  • Programming category close
Va te laver avant là?
Waarom ga jij je niet eerst opfrissen?
Avaler les comprimés entiers, et laver avec un verre plein d'eau.
Slik tabletten in hun geheel, en spoelen met een vol glas water.
Laver, les zones de nettoyage plâtré 10-15 minutes après le brassage.
Wash, clean-gepleisterd gebieden 10-15 minuten na het pureren.
allez vous laver.
ga je schrobben.
Je vais te laver les dents!
Ik ga je tanden schoonmaken.
Je dois laver mon nom.
Ik moet mijn naam zuiveren.
Tu veux te laver en premier?
Wil je je als eerste opfrissen?
Va te laver la bouche!
Ga je mond spoelen.
Durant cette phase de laver, on peut utiliser l'Arimidex.
Tijdens deze wash out fase, kan men gebruik van Arimidex.
Laver la chambre maintenant?
Nu kamer schoonmaken?
une rivière plus bas, je pense que tu devrais te laver.
je even moet opfrissen, ik breng je erheen.
Votre honneur, le député veut juste laver son nom.
Edelachtbare, het congreslid wil slechts zijn naam zuiveren.
La nouvelle doit laver les toilettes.
De nieuwe moet de wc schoonmaken.
Tu ferais bien d'aller te laver.
Wel… je kan je maar beter gaan opfrissen.
je veux juste laver mon nom.
ik wil gewoon mijn naam zuiveren.
Qui va le laver?
Wie gaat hem schoonmaken?
Et puis, où vais-je me laver?
En trouwens, waar kan ik me gaan opfrissen?
Puisse Son passage laver le monde.
Moge zijn komen de wereld zuiveren.
Je dois me laver.
Ik moet me opfrissen.
Mais pour faire ça, je dois laver mon nom.
Maar om dat te kunnen doen, moet ik mijn naam zuiveren.
Uitslagen: 1308, Tijd: 0.1194

Top woordenboek queries

Frans - Nederlands