Voorbeelden van het gebruik van Blauw in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Een blauw blauw meer om in te zwemmen.
Blauw water is voor beginners.
Blauw huis, man, Steve.
Ja, Meneer Blauw, bereid u voor om de brander aan te steken.
Zelfs piloten van eskader blauw krijgen af en toe verlof.
Matt in het blauw.
Blauw volk.
Blauw jack, bruin haar.- Wie?
Het kan blauw zeewier zijn, of algen.
Ze noemden je blauw kind.
Alma in het blauw.
Ruitjes of blauw?
Blauw is het duurste van alle pigmenten.
Blauw gezicht!
Onzin, blauw hoort in rood.
roze of blauw.
Nee, hij is blauw.
Zie je dat blauw?
Wil je blauw of rood?
Was dat blauw oog ook een traditie?