Voorbeelden van het gebruik van Chaos in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Is dat een vriend van Lemon? Chaos.
Het leven is een chaos.
De neiging van het universum om in chaos te vervallen. Wat?
wordt het een chaos.
Die haat, dat geweld… Die chaos.
Haar kamer was een chaos.
orde ontstaat door chaos.
Toen werd het chaos.
Zelfs Jay weet niet over Chaos.
Dat wordt een chaos.
Mijn hemel, m'n koelkast is een chaos.
Het is altijd zo'n chaos na afloop.
Maar ik wil de chaos.
Het is er geen complete en totale chaos zoals de rest van de wereld.
In de lucht is het chaos.
Ze waren een chaos.
Deze wereld is gezonken in chaos en zonde.
De programmeercode is een chaos.
Ik heb chaos gezien.
Sorry dat 't zo'n chaos is vandaag.