Voorbeelden van het gebruik van Jan in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Jan… Ik ken geen Jan. .
Jan Pierre-André sen of son?
Aaron, dit zijn Jan en Eileen.
Jan. Nummer één.
Koning Jan en keizer Lodewijk de Beier ontmoeten elkaar in 1330.
Natuurlijk. Prins Jan had helemaal geen vrienden.
Jan, Praag is over tien dagen.
We zijn Jan z'n grootste fans.
Josef Gabcík en Jan Kubis.
Jan, dat wisten we toch niet.
Het houtsnijwerk leverde Jan Mattheüs van den Branden.
Net als Prins Jan in het verhaal dat u vertelde.
Dit is mijn broer Jan. Barbara, Matthew.
Nee, ik moet Jan zien.
de moeder van Calamity Jan.
Jan? Weet je waar ik hem kan vinden? Waarom?
Jan ontving hiervoor het Rijkspandschap Eger.
Kleine Jan kwam uw onderdanen in het bos tegen.
Jan… hoe is het met hem?
Lena en Jan wonen daar.