Voorbeelden van het gebruik van Koesteren in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik zal haar koesteren zoals nooit tevoren.
En ik zal dit koesteren.
Daarom moeten we deze momenten koesteren.
Dat zou wel de cultuur moeten zijn; dat moet het ethos zijn dat we koesteren.
wat je echt zou koesteren.
Ik zal nooit over je beschikken maar in plaats daarvan nederigheid koesteren.
Ze koesteren geen wrok.
Liefhebben en koesteren, hè?
Maar diep vanbinnen koesteren we dezelfde ambities.
We moeten publieke toegankelijkheid tot onze gezamenlijke Europese cultuur en gezamenlijk Europees erfgoed koesteren.
We zullen het voor altijd koesteren.
Die gedachte zou een fatsoenlijke man koesteren.
Mogen we hun talenten koesteren.
Zeg dat ze het moet koesteren.
Ik zal nooit opscheppen, maar in plaats daarvan nederigheid koesteren.
De toekomst koesteren' betekent'De toekomst reguleren.
Koesteren ze geen wrok jegens elkaar?
Wij koesteren geen vooroordelen jegens biotechnologie.
Dat zal ik koesteren.
De liefde van een vader moet je koesteren en respecteren.