Voorbeelden van het gebruik van Kramp in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Kramp, pijn, tintelingen.
Deze kramp zou een hartaanval kunnen zijn.
Je hallucineert, je hebt kramp, je hebt al een maand niet.
Ik heb een kramp.
U heeft kramp en u bent misselijk?
Ze had kramp.
Je hebt geluk dat ik kramp heb van het liggen in die kofferbak.
Het is gewoon kramp.
Ik krijg kramp.
Ik had een kramp.
Wanneer begon de kramp.
Ja, het is gewoon kramp.
Hij heeft kramp.
Alleen wat kramp.
En kramp.
Misschien was het kramp.
Geen misselijkheid of kramp.
Sorry, maar ik kreeg kramp en moest kruipen.
Ik krijg kramp.
Ik krijg kramp.