Voorbeelden van het gebruik van Ler in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij is de zoon van een ler.
Zie de weersverwachting per uur in Ler.
C oo ler bag waterp ro van- Ontworpen met een diep
Die ler geilt zo erg op mij,
Die ler geilt zo erg op mij,
Ik ben niet lers, niet katholiek, ik kan lezen.
Je bent lers, maar geen Kennedy.
We zijn allemaal lers vandaag.
Als Valente lers was, deed jij hetzelfde.
Veel grote schrijvers zijn lers.
Meteen als je je mond opent en hij hoort dat je lers bent.
Laat mensen weten dat je lers bent en landgenoten zoekt.
Ik weet het niet. Ik was lers. Onlangs ontsnapt uit de gevangenis.
Ik ben Michael, en ik heb Engels… lers, Duits en Schots bloed!
Ik ben lers.
Maar je bent niet echt lers, toch?
Maar je bent niet echt lers, toch?
Hij vindt me niet echt lers.
Ze is lers en zal katholiek zijn als haar vader.
Ik ben lers, ik ken er miljoenen.