Voorbeelden van het gebruik van Luis in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dan denken ze dat we luis hebben en blijven ze op een afstand.
acarus, luis en andere parasieten buiten het lichaam.
Ik ben Luis.
Ja? Luis. Ik moet met je praten.
Je hebt luis.
Omdat een neet een luis wordt.
We hebben met Luis gesproken.
Luis ging om mijn hand vragen.
Lk had nooit luis.
Een neet wordt nu eenmaal een luis.
Dit zijn Gavin en Luis.
Luis.-Je liet me schrikken!
Ik wil je een dode luis tonen.
Wat een geluk dat ik een luis als jij heb gekregen?
Juan en Pedro Luis zijn dood.
Luis, gaan we?
Hij heeft geen luis.
En ik van jou, Don Luis.
Nee, meer een soort luis.
Wie?-Luis en Tomás?