Voorbeelden van het gebruik van Margo in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik bewonder je loyaliteit aan Margo.
Ik ga vanavond eten met Margo en de generaal.
Ik ben het, Margo.
Ik heb foto's van Margo en mij.
Eén die we gemist hadden als ik het gebouw van Margo niet had herkend.
En wat ze voor Margo betekende.
Ik heb je enorm liefgehad. Margo.
Ik heb je enorm liefgehad. Margo.
Ja. en voor ze bij Margo aankwam. Ik liet de techneuten naar Hannah's laatste 24 uur kijken, na de ruzie met Penelope.
Dat vind ik nog het engste, Margo.
Ik vond filmbeelden van Hannah die per taxi bij Margo's huis arriveert.
dat vind ik nog het engste, Margo.
Geen Margo.
Margo weer?
Margo, lieveling.
Margo, springen!
Welterusten, Margo.
Margo heeft afgezegd.
Godverdorie, Margo.
Verdorie, Margo.