Voorbeelden van het gebruik van Roken in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Roken is slecht voor het hart, de huid… Hij vindt haar leuk.
Roken, niet-roken?
Nee, we roken niet.
wiet roken, van school, je G.E.D. gehaald.
En dan een sigaartje roken tot de politie hem komt halen?
Beetje roken, beetje drinken.
We roken de klootzakken uit!
Roken heeft hem gevonden.
Soms roken de gevangenen stiekem, dus ik ruik aan hun kleren.
Roken. Maar u rookt helemaal niet!
ik wil wat Marihuana roken.
Als men in dit gebouw blijft roken, wordt me het werken onmogelijk gemaakt.
Roken jullie wiet in Houston?
Ik mag roken als ik dat wil.
Roken. Er zijn niet veel leiders over.
Roken ze deze vis op het strand. Weet je, daarboven in Alaska.
Roken of niet-roken?- Eerste?
Niet roken, twee pilsjes per dag,
Je mag hier niet drinken en roken, toch?
Vergeet niet, roken is verboden om de zieken niet te storen.