Voorbeelden van het gebruik van Echt weten in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ik zou het niet echt weten.
We zullen het nooit echt weten.
Maar ze zal het nooit echt weten.
Ik zal het nooit echt weten.
Ik zou ook niet echt weten wat er te lachen valt.
Dat moet je echt weten, je moet het horen.
Wat moeten we echt weten over uw bedrijf?
Wil je echt weten wat er in Srebrenica is gebeurd?
Ze zei dat de volwassenen meestal echt weten wat goed voor je is.
Wil je dat echt weten?
Ik moet echt weten.
Wil je het echt weten?
Ik moet het echt weten.
Nee, ik wil dat echt weten.
Wilt u dat echt weten?
De dokter zei dat… Wil je dat echt weten?
De enigen die echt weten wat er gebeurde, zijn de mensen die erbij waren.
Je kunt niet echt weten wat de klantenservice is als totdat je een probleem hebt.
zul je nooit echt weten wat hij van je werk vind.
Je kunt natuurlijk niet echt weten wie je bent totdat je weet wat je bent door je kracht te beheersen.