Examples of using Checken in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
We zijn de ziekenhuizen aan 't checken.
Ze checken de achtergrond, screenen… alles.
Ik laat de motoren ophalen en de serienummers checken.
Oh, laat me mijn Sonar Chat checken.
Kijk, ik weet dat ik het had moeten checken.
Blijf je informanten en de afgetapte telefoons checken.
Elke twee uur checken, bel me als de intracraniële druk toeneemt.
Dat wil ik checken.
Misschien kan ik even, mijn agenda checken.
Ik had die brancard moeten checken.
Nee, gewoon even checken.
We checken de opritten en het verkeer op de 171, 6 en 53.
We zullen het telefoonnummer checken.
Ik moet mijn e-mails checken.
Ik moet mijn agenda nog checken.
Ik was net aan het checken.
Ik heb hun hele achtergrond laten checken.
Kun je Emma's pingegevens checken?
Ik zal zijn buurt in Little Creek checken.
Ik moet 't brood nog checken op maden.