Examples of using Dokter in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Dokter Mandel, hij heeft een auto!
Ik ben dokter Webb. Bill?
Mevrouw Sherlock en dokter Watson, neem ik aan?
De dokter zei u uw energie te sparen.
Dokter Lee… kon de ramp niet vermijden.
Je dokter, je kapelaan in ons leger van twee.
Een dokter NU!
Dokter Miller wil je helpen.- Oh, Liz!
Haal dokter Rios. Jezus Christus!
Dokter Lappe, Janice, Ray, Harold… Ledereen.
Mijn dokter zegt dat stress dodelijk is.
Ik bracht haar naar de dokter, bracht dokters bij haar.
Met Claire en dokter Polidori, mijn liefste.
We hebben een dokter nodig voor deze twee mannen.- Ja.
Een goede dokter zijn is geen eenpersoons baan.
De dokter gaf hem naloxone.
Dokter Constantine. En wie bent u?
Ja, dokter Felix wil hem zien.
Dokter Morton Lungstad, Alesund, Noorwegen.
Snel. Dokter Lee is terug!